Onderwijs in groep 1-2
Het accent ligt in de onderbouw op de algehele, brede ontwikkeling. We geven ontwikkelingsgericht onderwijs. Via spel en gerichte opdrachten wordt ontwikkelingsgericht gewerkt aan:
- De sociaal-emotionele ontwikkeling (zelfbesef, zelfstandigheid, zelfredzaamheid, emotioneel welbevinden).
- Het speel- en werkgedrag (concentratie, motivatie, taakgerichtheid).
- De motorische ontwikkeling (groot en klein).
- De zintuiglijke ontwikkeling (tast, visueel, auditief).
- De spraak-/taalontwikkeling (vorm, inhoud, gebruik).
- De wereldverkenning (omgeving, lichaam, ruimtelijk, tijd).
- De symboolverkenning (letters, cijfers).
Volgen van de ontwikkeling
Om de brede ontwikkeling te volgen wordt er in de kleutergroepen gebruik gemaakt van een ontwikkelingsvolgmodel (OVM), specifiek voor kinderen tussen 4 en 7 jaar.
In de eerste twee jaren van de basisschool wordt bij kinderen de grondslag gelegd voor de verdere ontwikkeling op school. Daarom is het belangrijk dat die ontwikkeling zo duidelijk en zorgvuldig mogelijk in kaart wordt gebracht. Op basis van deze zorgvuldige werkwijze kan de leerkracht juiste beslissingen nemen die voor de toekomst van een leerling van essentieel belang zijn. Daarvoor moeten diverse ontwikkellijnen worden geïntegreerd. De leerkracht volgt de leerling en weet wanneer hij de leerling in de gaten moet houden of wanneer hij in actie moet komen. De intern begeleider kan indien nodig de leerkracht daarin adviseren en begeleiden.
Signalering van het ontwikkelingsverloop gebeurt door middel van systematische observaties (gedurende het hele schooljaar) in dagelijkse onderwijssituaties. In die situaties vindt immers het leren plaats, dus daar moeten we zijn om betekenisvolle informatie te verkrijgen. Hoe snel pakt het kind de instructie op, welke instructiebehoeften heeft het kind, hoe leert het kind, op welke wijze vindt transfer van het geleerde naar andere situaties plaats? Het gaat er niet alleen om welke leerstof het kind beheerst en welke gedragingen het kind laat zien, maar ook op welke manier de informatieverwerking of een gedragsverandering plaatsvindt.
We kijken dus niet alleen naar ‘wat’, maar ook naar ‘hoe’. Opvallende ontwikkelingen van leerlingen worden besproken tijdens de leerlingbespreking en groepsbespreking met de intern begeleider en natuurlijk, in het verlengde daarvan, met de ouders.
Homogene kleutergroepen, maar heterogeen onderwijs
Dit schooljaar hebben we homogene kleutergroepen, maar is ons onderwijsaanbod onveranderd heterogeen. Dit betekent dat er altijd optimaal afgestemd wordt op de onderwijsbehoefte van jonge leerlingen en oudere leerlingen. Binnen de groepen is er veel aandacht voor gewoontevorming, regelmaat en het voorbereidende rekenen en lezen/taal. Er wordt gespeeld en geleerd aan tafels, in hoeken, in de speelzaal en op het schoolplein. Veel vakken komen in samenhang aan de orde aan de hand van een bepaald thema bijvoorbeeld, 'de dokter','dierendag', ‘het voorjaar'.
Op weg naar groep 3
Wij vinden het belangrijk dat kinderen zich ontwikkelen naar hun eigen mogelijkheden en in hun eigen tempo. Wij kijken met zorg welke kinderen doorgaan naar groep 2 en 3 en houden daarbij in de gaten of er sprake is van een doorgaand ontwikkelingsproces op langere termijn. Daarmee sluiten wij aan bij de Wet Primair Onderwijs (WPO). Het onderwijs wordt afgestemd op de ontwikkeling van iedere individuele leerling. Hoe lang een kind in de kleutergroep blijft, wordt gebaseerd op de individuele mogelijkheden en voortgang van het kind. Hierbij wordt de geboortedatum losgelaten als criterium. Om te komen tot een weloverwogen overgangsbeslissing, maken we gebruik van een beleidsplan voor overgang 1-2 en 2-3. In dit beleidsplan is een uitgebreide scorings- en observatielijst opgenomen waardoor we bij twijfel met een overzichtelijk en totaalbeeld van het kind een gedegen besluit kunnen nemen. Wij volgen de ontwikkeling met hulp van het leerlingvolgsystemen ‘OVM’. Per leerling wordt afgewogen waar de ontwikkeling op langere termijn het meeste bij gebaat is.
Afwegingen bij de overgang naar groep 3 zijn:
- Mate van welbevinden: zelfvertrouwen hebben en nieuwsgierig zijn.
- Het concentratievermogen, de taakgerichtheid en zelfstandigheid.
- De sociale vaardigheden.
- De motorische vaardigheden.
- De observaties uit het OVM.
- De cognitieve vaardigheden.
Soms zijn leerlingen op veel gebieden verder dan hun leeftijdsgenoten. Dit blijkt vaak al in groep 1. De leerkracht kan in overleg met de intern begeleider, het zorgteam en de ouders beslissen dat de leerling eerder met groep 2 gaat meedraaien om ontwikkelingskansen te kunnen bieden waar het kind op dat moment aan toe is. Dit wil niet zeggen dat de leerling dan per definitie ook naar groep 3 gaat. Wanneer een kind in groep 2 ook een ontwikkelingsvoorsprong houdt, kan het voorkomen dat hij/zij ‘vervroegd’ naar groep 3 gaat. In groep 2 bekijken we dus of de doorgaande ontwikkeling van een kind gebaat is bij een overgang naar groep 3. We houden hierbij rekening met het grillige verloop van de totale ontwikkeling van een kleuter. Zo kunnen ‘ontwikkelingssprongen’ weer gevolgd worden door een periode van ‘stilstand’ waardoor een voorsprong later ingelopen kan worden door leeftijdgenoten. Daarnaast wordt er bij kleuters veel aandacht geschonken aan de brede ontwikkeling van het kind, met het accent op de sociaal emotionele ontwikkeling.
In groep 3 verschuift het accent naar de cognitieve vaardigheden. Hier moet een kind aan toe zijn. Kinderen die ‘vervroegd’ naar groep 3 gaan hebben daarom ook een duidelijke voorsprong op leeftijdsgenootjes, kunnen alles goed meedoen met groep 2 en presteren gedurende langere tijd boven gemiddeld. Over wel of geen vroegtijdige plaatsing in groep 3 beslist de leerkracht in overleg met het zorgteam en de ouders. Als een kind een ontwikkelingsvoorsprong heeft en er is het besluit genomen dat het beter is om in groep 2 te blijven, wordt het kind zorgvuldig begeleid. Gedurende het schooljaar wordt er passend onderwijs geboden zodat het kind gestimuleerd wordt zich te ontwikkelen op zijn/haar niveau. Het komt ook voor dat kinderen in groep 2 nog gericht zijn op spelen of dat er sprake is van een specifiek ontwikkelingsprobleem, zodat de overgang naar groep 3 geen doorgaande ontwikkeling kan garanderen. Om te komen tot een weloverwogen overgangsbeslissing, houden we ons aan de volgende procedure:
- Het OVM wordt het hele schooljaar bijgehouden en geëvalueerd.
- De overgangsbeslissing begint in januari van het ‘groep 2’ jaar.
- Mochten er twijfels ontstaan over het wel of niet doorgaan naar groep 3 dan wordt dit besproken tijdens de leerlingbespreking en/of groepsbespreking met de intern begeleider en met ouders tijdens een oudergesprek. We bespreken gezamenlijk wat we gaan doen om de ontwikkeling van het kind te stimuleren.
- Er wordt een datum afgesproken voor een vervolggesprek en we geven aan wanneer een definitieve beslissing genomen wordt. Bij ernstige twijfel of een leerling naar de volgende groep kan is het advies van het zorgteam, in het belang van het kind, bindend.
- Gekoppeld aan die beslissing bespreken we hoe we het kind bij een groep 2 verlenging willen begeleiden. Naast het bieden van voldoende uitdaging in het algemeen kan ook speciale begeleiding gegeven worden. Zo kan bijvoorbeeld de leesontwikkeling gestimuleerd worden wanneer een kind toe is aan leren lezen.
- Het kind wordt in het nieuwe schooljaar goed gevolgd en besproken, te beginnen in oktober, na ongeveer 6 weken onderwijs. Dit gebeurt tijdens een leerlingbespreking en/of groepsbespreking met de intern begeleider.